Vandaag start traditioneel de poëzieweek met gedichtendag.
Toen ik nog voor de klas stond, in een niet zo ver verleden, werd telkens een dag gebouwd rond een poëtisch thema, waarbij studenten én collega’s hun creativiteit mochten botvieren.
Ik ontdekte vaak échte pareltjes.
Verrassing troef.
Fijne herinneringen.
Puur talent.
Ontroerend dichten.
Jonge aanstormende gave.
Ik voel een stille kriebel tot een poëtische gedachte, maar de kriebel bloedt dood, ik heb het gewoon niet in mij, ik kan enkel vol bewondering dichttalenten lezen en genieten.
Daarom grijp ik simpelweg (nog maar eens) terug naar het taalspel van Geert De Kockere, want oefening baart kunst.
En die kunst wordt hier in eenvoudige woorden gegoten
In de tuin als de zon ondergaat kleurt de natuur mysterieus buiten de lijntjes
Fier ben ik op de oudste kleinkinderen die, aan de hand van de ouders, regen en wind trotseren en enthousiast de klimaatbetoging steunen. Kleindochter kan al duidelijk verwoorden waarom ze is mee gestapt, en dit niet enkel om de spannende uitstap.
Van brossen is op zondag geen sprake, het woord staat trouwens (nog) helemaal niet in haar woordenboek. Niet fier ben ik op het feit dat hun grootouders het lieten afweten, wij konden wellicht een voorbeeld geven. Maar er waren andere prioriteiten, en vooral veel drogredenen.
Fier ben ik dat ik eindelijk de knoop heb doorgehakt om de vervolgcursus met de smartphone nog een semester door te zetten, ondanks….
En ja, er was nog net een plaatsje vrij! Niet fier ben ik omdat yoga nu moet plaats ruimen.
Fier ben ik op onze nieuwe vierwieler, waarbij we geprobeerd hebben wat milieubewuster te kiezen, alhoewel… Onze oude was echt wel té groot, té vervuilend, té voor ons tweetjes. Niet fier ben ik op ons bezit van nog een tweede wagentje.
Waarbij we dan nog bijna altijd de fiets gebruiken, waarop ik dan wel weer trots ben :-).
Sorry voor de verwarring.
De vrijheid in droge mobiliteit is hier nog even (te?) doorslaggevend, niet broodnodig, tja….
Mea culpa…
Fier ben ik op mijn stap-uurtjes, waar ik tempo houd, waarbij ik hart en ziel gezond kneed, waarbij ik kilometers verslind, waarbij ik buiten leef en geniet.
En dit ondanks een (meer dan) vage diagnose, zowat 25 jaar geleden, toen spieren begonnen op te spelen, en een soepel lichaam niet echt mijn toekomst leek te worden. Sindsdien wil ik mezelf bewijzen, en mag ik terecht trots zeggen dat ik een dikke pluim op mijn hoed verdien. ‘Wees lief voor jezelf’, denk ik dan. Niet fier ben ik op mijn soms overheersende luiheid, waarbij koude, nattigheid of sporadisch sneeuwvlokje me beletten een voet buiten te zetten. Maar toch, maar toch….
Fier ben ik op het eerste verhaaltje dat kleinzoon schrijft, hij wil overal een komma plaatsen, kent het woord maar het nut niet, een doffe e wordt simpelweg u, want hij houdt het -de logica zelve- heel fonetisch. Dus hij fier, oma dubbelfier!
eerste woordjes, eerste verhaaltje
En nu een niet-fier-knopje drukken?
Jammer, ik vind er geen bij mijn nakroost. Typisch omabeeld zeker?
De druilerige zon- (contradictio in terminis)dag nodigt uit tot de wekelijkse cine-film in de bioscoop. Dapper fietsen we onze winterjas en schoenen kletsnat.
Betogen voor het klimaat (ik hoor en zie : een groot succes, schone, zonen én kleinkinderen inbegrepen! Zo trots deze oma hier!) zit er vandaag voor ons niet in.
We komen op voor onze (en jullie) kleinkinderen en proberen dit dagdagelijks in te vullen. Voldoende? Helemaal niet, maar het spookt wel vaak door mijn hersenpan.
En ja, we doen ons best.
Nadruiperig stappen we de stille donkerte en donkere stilte binnen.
We gaan voor ‘Shoplifters’ van de Japanse meester Hirokazu Kore-eda.
We vliegen niet, rijden zelden ver weg, en beleven dus die andere wereld enkel op het filmdoek.
De straatarme ‘familie’ leeft op de rand van de maatschappij, geen werk, geen inkomen, geen deftig dak boven het hoofd, ze slurpen nog enkel luidruchtig lange slierten noedels. Maar in de ‘familie’ bevinden zich geen zelfde genen, ze vinden elkaar in armoede, in kleine criminaliteit én in oprechte liefde en empathie.
Het gebeuren speelt traag, zoemt in op elk personage afzonderlijk.
Ondanks de winkeldiefstallen (om te overleven, daar zijn ze rotsvast van overtuigd, “in de winkel liggen enkel spullen die nog geen eigendom zijn“) leef je als toeschouwer intens mee met elk lid van de ‘familie’.
Kleine criminelen getuigen van veel tederheid en verfijnde ontroering.
Ze leven in wanorde, in armoede, in vuil, in overlevingsmodus, en toch is er altijd nog plaats voor dat verloren kleine meisje, bibberend van de kou, dat liefdevol in de kring wordt opgenomen, daar waar de biologische (ouder)genen het kind vol littekens door mishandeling buitensloten.
Hier zijn noch winnaars, noch verliezers.
Geen oordeel en geen veroordeling. Wat bij ons, als kritische geest, nochtans snel op de tong ligt. Mensen leven in hun persoonlijke gevangenis, en worden dus verplicht tot eigen normen en waarden.
Een fijne tip voor wie zich twee uurtjes wil onderdompelen in puur mee-voelen, eerlijk mede-dogen en ook in sterk onrechtvaardigheidsgevoel over wat die mensen overkomt én wat die mensen zelf uitspoken.
Mij treft vooral de warmte op het doek, in de zaal, en de regen buiten kan me niet deren.
Bij de combinatie van maagdelijk wit en zon overspoelt me telkens opnieuw een nostalgische weemoed. Wellicht schrijf ik hier een pleonasme, maar naar mijn (niet-kenners) aanvoelen is er toch een subtiel verschil?
Taalkundigen mogen me graag terecht wijzen 🙂
“Nostalgie is een beetje prettig ongelukkig in een roze achteruitkijkspiegel staren.”, noteerde ik ooit in een piepklein schriftje. Er staat geen uitleg bij, ik herinner me dus de oorsprong niet meer, maar ik vond het toen al- in een ver verleden- een prachtzin.
“ongelukkig“.
Ongeveer een jaar geleden was het koud, heel koud, buiten en binnen in mij.
Mijn vader besloot ons stilletjes te verlaten, midden in de nacht, zonder voorteken, zonder afscheid. Moeder en zus waren hem voorgegaan, voorgoed.
Ons oergezin werd gehalveerd, nog enkel wij…..
“prettig“.
De herinneringen zijn mooi.
Het verdriet is de tol van liefde, zoveel warme genegenheid.
En in die vlam blijf ik buitelen.
“achteruitkijkspiegel“.
Bij het ouder worden is het verleden groter dan de toekomst, althans in tijd.
Verwachtingen blijven hoop koesteren.
De toekomstspiegel lijkt bevangen met dromen, de achteruitkijk reflecteert het zonlicht.
“roze“.
Nostalgie uit zich in heimwee naar dat verleden, naar warme gloed (terug een pleonasme?), naar roze tinten.
Die kleur is speelse emotie van zachtheid, vrouwelijkheid en ontspanning.
De hond van de zoon poseert trots voor de camera in vrolijk onbevangen sneeuwplezier.
De kleine zoon ontdekt met schrik een wolf op de muur in de schaduw van deze oma tegen de achtergrond van een hangend keukengarnituur op de zonnige winter(van)da(a)g.
Zeg nu zelf…….
De tip voor de foto kwam uit het driejarige mondje.
Zon schiet straalpijlen op Rijm. Rijm vecht dapper t’rug niks moet niksen mag
Wandelen vult niksen in.
Maar Rijm werkt in op de blaas
Ik moet drrringend
En schiet het cafeetje binnen
De baas wijst me vriendelijk de weg
eerst links dan rechts de smalle gang door
“Ik zal best even wachten, mevrouw gaat me net voor”
“Geen probleem hoor, daar zijn er twee” “Oh super, dank je wel”
Eerst links dan rechts de smalle gang door
Ja daar is de deur
op slot, op rood
je weet wel… mevrouw
Waar is die ander?
dan maar geduldig trappelen
want ik moet drrringend
naar het kleinste kamertje
Eindelijk komt mevrouw buiten
Oef
en ik zie
de cafébaas heeft niet gelogen…..